Voor straf naar Sardinië

CastiadasCASTIADAS (Sardinië)   We zijn in het zuidoosten van Sardinië, vlakbij het toeristenoord Costa Rei. De oude man op het terras van het wegrestaurant vraagt of we al in Castiadas geweest zijn. Hij wijst naar de overkant van de weg. Daarginds ligt Castiadas, zegt de man. In zijn jeugd was het een ‘colonia penal’, een strafkolonie in het Nederlands. Wie daar zat, kwam er nooit meer vandaan, vertelt hij.

 

Castiadas lijkt vooral op ons Veenhuizen. Ze stammen uit dezelfde tijd, de gebouwen lijken op elkaar. Het landschap ziet er in beide gevallen strak en rechtlijnig uit. Zelfs de bedoelingen van destijds zijn te vergelijken. Mensen die zich in de maatschappij onmogelijk gemaakt hadden, moesten naar Castiadas en Veenhuizen. We lieten ze er keihard werken en dan zou het uiteindelijk allemaal wel goedkomen met ze, hadden we bedacht.

De geschiedenis van Castiadas als strafkolonie begon op 11 augustus 1875. Dertig veroordeelden en zeven bewakers vertrokken uit de San Bartolomeo-gevangenis in de Sardijnse hoofdstad Cagliari. Het gezelschap landde op de oostkust van Sardinië en men baande zich een weg door het dichte struweel over een sompige vlakte naar Castiadas. In de Romeinse tijd was dit een bloeiend landbouwgebied geweest, maar de malaria had hier zo huisgehouden dat de streek sindsdien verlaten was.
De gevangenen begonnen een stuk grond vrij te maken en bouwden er een houten hut voor de eerste nachten. Het werd het begin van het grootste strafkamp van Italië dat op een gegeven moment ruim 6000 hectare groot was en 2000 gedetineerden huisvestte die op tien grote landbouwbedrijven werkten.
Er moeten ongelooflijk veel slachtoffers onder de gedetineerden gevallen zijn. Niet alleen door het harde werk op het land dat iemand in Castiadas gewend was, maar ook door de malaria die regelmatig de kop weer op stak.

In 1952 werd de strafkolonie Castiadas gesloten. Net als zoveel andere gebouwen op Sardinië die verlaten werden, vergat men ze af te breken.
We lopen op de binnenplaats van het hoofdgebouw dat in carrévorm gebouwd is. In de zuidvleugel is een klein museum in gericht. Er zijn geen bezoekers. Je kunt de cellen bekijken met houten britsen en een ijzeren ring in de vloer waarvan de gevangenen konden worden vastgeketend.
De rest van het complex is één grote puinhoop, al zijn er al jaren plannen om het hele complex te renoveren. De bouwhekken die moeten voorkomen dat mensen de bouwvallen betreden, zijn dichtgegroeid met blauwe haagwinde.

Als we later de kleine begraafplaats van Castiadas oplopen, wordt onze aandacht getrokken door een bescheiden wit monument ‘ter nagedachtenis aan het gevangenispersoneel dat het land van malaria verlost heeft en de grond bevruchtte met hun leven’. Geen woord over de gevangenen. We vinden hun graven niet.
(september 2014)