LISSABON (Portugal) Piepend en knarsend wurmt Lijn 28 zich omhoog door de bochtige straten voorbij de kathedraal. Af en toe wordt het dubbelspoor enkelspoor en regelen stoplichten de doorstroming van het tramverkeer. Hier en daar zijn de straatjes zo smal dat alleen de tram tussen de huizen door past. De jeugd die elders graag even gratis op de treeplank meelift, haakt hier bijtijds af.
Zonder enige twijfel is Lijn 28 één van de belangrijkste toeristenattracties van de stad. De sensatie van de tramrit door de stad lijkt nog het meest op het gooi- en smijtwerk in een ouderwetse achtbaan. Elk moment lijken de meest gevoeligen onder de passagiers in een angstig gegil te kunnen uitbarsten.
Lijn 28 begint helemaal in het westen aan de oude stad bij de begraafplaats Prazeieros. Hij daalt via de wijken Bairro Alto en Chiado af naar de benedenstad om vervolgens langs Alfama weer omhoog naar de wijk Graca te klimmen. De meeste trammetjes keren op het pleintje middenin de wijk. Een deel rijdt nog een stukje door naar Martim Moniz.
De geel-witte trams van Lissabon zijn oeroude houten koetsjes. Sommige zijn meer dan een eeuw oud. Het interieur is al tientallen malen opgekalefaterd en kan ongetwijfeld nog jaren mee. De verf is vele lagen dik.
Schijnbaar onverstoorbaar doen de bestuurders hun werk. De linkerhand aan de grote hendel die de stroomvoorziening van de trammotor regelt. Het bovenstel van de tram lijkt te breed voor het onderstel, zodat je in de bochten het gevoel hebt dat het gevaarte kan omvallen, maar dat schijnt vrijwel nooit te gebeuren. Er zijn momenten op de dag dat de trams zo vol zitten dat de passagiers door de open ramen naar buiten lijken te worden geperst. Het mag de pret niet drukken. Er kan altijd nog wel iemand bij in Lijn 28. Met een schelle bel zet de tram zich zuchtend in beweging. We zijn er bijna.
(juni 2013)