LA GOMERA (Canarische Eilanden) Aan de ene kant de Atlantische Oceaan, soms zijn golven grimmig op de stenen kletsend, meestal zo glad als een spiegel. Aan de andere kant de massieve loodrechte rotswand die Valle Gran Rey ’s morgens in de schaduw houdt en ’s avonds bij wijze van compensatie de hitte van de dag op de kust terugkaatst.
Ongenaakbaar hoog lijkt de bergwand, zij het dat hij in tweeën geknipt wordt door de vallei van de grote Guanchenkoning Hautacuperche die royaal zijn titel schonk aan Valle Gran Rey. Langs de droge rivierbedding en daarna zigzaggend tegen de hellingen van de vallei op voert de weg ons tien kilometer omhoog naar Arure. Daar wordt het landschap vlakker. We zijn de vallei uit.
In de haakse bocht voorin het dorp - het bord wijst naar Mirador Ermita El Santo - begint een wandeling naar het westen, naar de rotswand boven Valle Gran Rey. Het uitzicht is adembenemend mooi. Aan de ene kant van het pad in de diepte de weg door de bergen die ons omhoog gebracht heeft. Miniatuurautootjes draaien hun bochtjes. De hellingen zijn gestoffeerd met witte huisjes en groene akkertjes. Rechts van het pad heb je hier en daar uitzicht op de vallei van Taguluche in het noorden. Een kerkhof in de diepte lijkt op deze hoogte een wit vierkantje met groen in het midden. In de verte prikken de vulkaantoppen van La Palma door de wolken.
De brede weg wordt een smal pad, soms wat stijgend, dan weer dalend, steeds als een lange streep voor ons uit naar het westen. Het pad eindigt voorbij de heuveltop La Mérica op de hoogvlakte boven Valle Gran Rey. Er staan een paar lang verlaten boerderijen en ingestorte kalkovens. Zelfs hier op de dorre vlakte wisten de Gomeros nog een bestaan bij elkaar te scharrelen.
De rand van de hoogvlakte van La Mérica lijkt tot het laatste moment onbereikbaar ver weg. Het is een merkwaardige sensatie om daar te staan: op gehoorsafstand van de Grote Koning, maar dan wel 500 meter boven zijn hoofd.
(maart 2009)