LESBOS (Griekenland) Het is zaterdagmorgen in Mandamádos, het grootste dorp in het noordoosten van Lesbos. Vanaf het terrasje van de taverna naast de kerk zien we het dorpsleven zijn rustige gangetje gaan. Een grote vrachtauto komt een paar dozen bezorgen bij de ijzerwarenwinkel. Een boer zet een emmer verf in de bak van zijn aftandse pick-up.
Het is druk bij de slager aan het plein. Er hangen geslachte schapen met haken aan hun poten aan het plafond, hun kop in een plastic zak tegen het lekken. De klanten wijzen wat ze willen. Een groepje oudere dames bij de kiosk wijst en praat en slaat de armen over elkaar. Jongens zitten elkaar luidruchtig op hun fietsen achterna.
Vlakbij op het terras zorgt de dorpspriester voor een oploopje. Zo’n echte ‘papas’ met lange baard, grijs haar en een mooie zwarte hoed. De ‘papas’ heeft een nieuw mobieltje. Hij demonstreert het verchroomde luidsprekertje dat in zijn oor past. Een van de aanwezigen draait zich om en belt hem voor de grap op.
Naast ons ploft een echtpaar neer dat de afstand vanaf Molivos samen op een scootertje heeft afgelegd. Wat is hier nou helemaal te zien, zeuren ze tegen elkaar. Ongetwijfeld denkend aan dertig bochtige, stijgende en dalende kilometers terug.
Met twaalf venijnige slagen maakt de klok van de Agios Vassilios een eind aan de zaterdagmorgen in Mandamádos.
(oktober 2006)